Introductie Nederlands burgerlijk recht
Nederland is – net als België en Spanje – een constitutionele monarchie. De Koning heeft slechts een formele rol. De ministers dragen de politieke verantwoordelijkheid. Nederlandse wetten komen op basis van de Grondwet tot stand in samenwerking tussen de regering en het parlement, dat bestaat uit twee kamers.
Wetgevingsproces in Nederland
Wetsvoorstellen worden opgesteld door de regering en worden vervolgens ‘namens de Koning’ ingediend bij de Tweede Kamer. Wanneer de Tweede Kamer een wetsvoorstel heeft aangenomen – soms na aanpassingen voortvloeiend uit het debat in het parlement – neemt de Eerste Kamer (de ‘senaat’) het wetsvoorstel in behandeling. Deze kan een wetsvoorstel niet meer wijzigen, maar het wel afwijzen. Wanneer ook de Eerste Kamer een wet heeft goedgekeurd, wordt de wet ondertekend door de Koning en treedt die in werking op een bij afzonderlijk besluit te bepalen datum.
Daarnaast kunnen er ook door leden van de Tweede Kamer wetsvoorstellen worden ingediend. Zo’n wetsvoorstel wordt ‘initiatiefwetsvoorstel‘ genoemd.
Het Nederlandse vermogensrecht
Het Nederlandse burgerlijke recht en het burgerlijk procesrecht worden gevormd door de Nederlandse wetgeving, en door internationale verdragen en wetgeving van lagere overheden en gedelegeerde ministeriële regelgeving. Het grootste deel van het Nederlandse burgerlijke recht is te vinden in het Burgerlijk Wetboek, dat bestaat uit meerdere ‘Boeken’. Het Nederlandse burgerlijk procesrecht is geregeld in het Wetboek van burgerlijke rechtsvordering. Het insolventierecht is geregeld in de Faillissementswet.